woensdag 25 juli 2007

Sheikh `Oebayd al-Djaabirie over Sayyid Qoetb.

Sheikh `Oebayd al-Djaabirie (Hafiedahoellaah) werd gevraagd over het boek ‘Fie zilaalil-Qor’an’, men vroeg hem: “Bevat het fouten?”

Hij antwoordde toen: “In werkelijkheid is dit een hele goede vraag, maar het ligt buiten mijn vermogen (om het goed te beantwoorden) op dit moment, omdat het bordevol met fouten zit. Maar ik weet wel dat Sheikh Abdullaah ad-Duwaish (Rahiemahoellaah), hondereenentachtig fouten van hem heeft blootgelegd.1 Ik heb (het boek) bekeken en bemerkte dat… Ik (zelf ook) een aantal van hen heb gevonden. Een van (deze fouten) is dat hij (Sayyid Qoetb) een verkeerde uitleg geeft in zijn tafsier over de Uitspraak van Allaah, de Allerhoogste, betreffende Soerah Taa Haa 20:4. Sayyid Qoetb zegt daarover: “En de Qor’an is een fenomeen in het bestaan, precies zoals het fenomeen van de hemelen en de aarde, het daalde neder vanuit de meest hoge gezelschap (van Engelen).”2 Wat is de betekenis van deze zin. O Broeders, wat betekent dit…hoe weet je nou of het betekent dat het geschapen is? Daarop zeggen wij: “Kom, wat is de betekenis van het woord ‘Kawnie’ (Bestaan in de schepping)… Het woord betekent dat het tot bestaan is gebracht, vanwege het woord ‘Kun’ (Wees!) en dat betekent dat het geschapen is. Of Sayyid Qoetb (Moge Allaah hem vergeven) dit nou geloofde (of niet), dat is een andere zaak, maar dit is zeer zeker een dwaling.

Op de tweede plaats met betrekking tot: “Qul hu wallaahu Ahad” (Soerah Ighlaas), ik en een aantal broeders lazen dat hij ‘Wahdatul – Wujoed’ (De dwalende ideologie dat Allaah één is met de Schepping) bevestigt, en bemerkten dat hij tevens de mening van (de sekte) Al-Djabriyah verkondigt, door te zeggen dat een persoon wordt gedwongen om hetgeen te doen wat hij doet zonder dat hij een eigen keuzevrijheid heeft.3

Vandaar dat ik dan ook de volgende drie punten aan wil geven:

Ten eerste: Sayyid Qoetb heeft zich hierin vergist, en als hij nu nog zou leven dan zouden wij zeggen dat het verplicht voor hem is om deze uitspraak terug te roepen, en het bewijs zou dan tot stand gebracht worden, want anders zou hij duidelijke Koefr gepleegd hebben, omdat dit zaken zijn die een persoon tot Ongelovige kunnen maken. Dit zijn woorden van Koefr.

Ten tweede: Het is niet toegestaan voor ons om goedkeuring te geven aan de boeken van Sayyid Qoetb, noch die van al-Ghazaalie, noch die van al-Mauwdoedie, noch die van Mohammed Qoetb, noch die van an-Nadawie. Daarmee bedoelende: dat (het niet toegestaan is dat) wij voor de jeugd deze boeken goedkeuren om te gebruiken, want het zal hen hinderen om ander werk te doen (goede boeken te bestuderen), en (het is ook niet toegestaan) om als excuus te gebruiken (en te beweren) dat zij geleerden van de Islaam zijn. En zo ook at-Toeraabie, zet hem er maar ook bij. Het is helemaal niet toegestaan om (vooral) in de vroege jaren van een persoon en in de vroege jaren van zijn zoektocht naar kennis (om deze boeken van hen te bestuderen). Anders zouden jullie jongeren, O broeders, zij zouden opgroeien als een Moe’tazilie, een Jahmie, een persoon van ‘Wahdatul – Wujoed’, een ketter! Hij (zo’n jeugdige) zou met zulke ideeën opgroeien, en die arme persoon zou dat niet eens in de gaten hebben.

Ten derde: Degenen die de boeken van zulke mensen verspreiden terwijl zij weten dat deze boeken dwalingen bevatten, dan bij Allaah, bij Allaah; zij zijn verraderlijk jegens de Oemmah en misleiden de Oemmah en ik vrees dat de volgende hadieth op hen van toepassing is: “Moge Allaah’s Vloek rusten op degene die een innovator in bescherming neemt.” Dit zijn drie punten, accepteer ze van mij met betrekking tot de boeken van Sayyid Qoetb, at-Toeraabie en anderen.


1 ‘Al - Mawriduz - Zalaal fit - Tanbeej ‘alaa Akhtaaiz - Zilaal’ van de Geleerde Abdullah as-Duwaish, 1e Editie, 1408H. Daarul -‘Ulyaan, al-Qaseem, Buraidah.
2 ‘Az-Zilaal’ (4/2328), 12e Editie, Daarul -‘Ilm, Jeddah.
3 ‘Az-Zilaal’ (6/4002-4003), 12e Editie, Daarul - ‘Ilm, Jeddah

Bron: Cassette Opname van een les met als titel: ‘Ontwijk de zeven zondes die de vernietiging veroorzaken’, de 1e kant van de cassette, at-Taaief, 11-2-1413H.

Sheikh Saalih al-Fawzaan over Sayyid Qoetb

Sheikh Saalih ibn Fauwzaan al-Fauwzaan heeft gezegd:

“De vraag over het lezen van ‘az-Zilaal’ is een zaak die veel vragen oproept, aangezien ‘az-Zilaal’ dingen bevat die zeer dubieus zijn. En als wij de jeugd eraan zouden hechten, en als zij de denkwijze die het bevat zouden accepteren, dan is dat een dubieuze kwestie aangezien het een kwaadaardige invloed kan hebben op de gedachten van de jongeren. De Tafsier van Ibn Kethier en de vele andere Tafsiers van de geleerden van de Selef zijn dusdanig dat er geen behoefte is aan een soort Tafsier zoals deze. Daarom, in werkelijkheid is dit helemaal geen Tafsier, maar eerder behandelt het in het algemeen de thema’s van de Soerahs uit de Qor’aan. Dus het is geen Tafsier in de zin van; welbekend bij de geleerden sinds de vroegere tijden, bedoelende dat de betekenis van de (Aayahs) uitgelegd worden door overleveringen (‘Aathaar), en dat de zaken die zij bevatten betreffende de taal en de welsprekendheid uitgelegd worden, en dat de Sharie’ah regelgevingen die zij bevatten uitgelegd worden, maar vóór dit alles moet er duidelijk gemaakt worden wat Allaah, de Meest Perfecte en de Allerhoogste, met deze Aayahs en de Soerahs bedoelt.

Wat betreft ‘fie Zilaal al-Qor’aan’; het is een ‘Tafsier’ dat algemene opvattingen behandelt, en we kunnen het een ‘objectieve uitleg’ noemen, vanonder de ‘objectieve Tafsiers’ die in deze tijd (eeuw) bekend zijn. Desondanks moet men zich er niet op verlaten, vanwege de Soefistische zaken die het boek bevat, en vanwege de verwoordingen die het boek bevat die de Qor’aan niet betamen (passen), zoals enkele uitdrukkingen die betrekking hebben op muziek en ritmes.1
Tevens, met ‘Tauwhied’ bedoelt hij niet de ‘Tauwhied van de Aanbidding’ (Al-Oeloehiyyah), maar bedoelt hij meestal de ‘Tauwhied van de Heerschappij’ (Roeboebiyyah), en wanneer hij iets vermeldt over de ‘Tauwhied van de aanbidding’ (Al-Oeloehiyyah), dan richt hij zich op de ‘Tauwhied van Opperheerschappij en het Recht om Wetgeving te maken’ (al-Haakimiyyah)2. En er bestaat geen twijfel over dat ‘al-Haakimiyyah’ deel uitmaakt van de ‘Tauwhied van Aanbidding’, maar het is niet de (totale) ‘Oeloehiyyah’ die wordt vereist.
Daarom moet het boek niet naast dat van Ibn Kethier worden geplaatst, dat is wat ik van mening ben. En als men in de plaats daarvan zou kiezen voor de boeken van de Selef, de boeken die aandacht schenken aan ‘Aqiedah, de Tafsier van de Qor’aan en de Wetgevingen van Sharie'ah, dan zou dat meer passend zijn voor de jeugd.”

Voetnoten:
1 ‘az-Zilaal’: 3 / 1786 en 5 / 2719, 2915, 2917 en 6 / 3404, 3811, 3821, 3845, 3906, 3908, 3915, 3957. 12e Editie, 1406H, Daarul-‘Ilm. 2 ‘Ma’aalim fit-Tarieq: Blz. 26, 29, 38, 40. 15e Editie, 1412H, Daarush-Shuroeq. En ook ‘al-‘Adaalah ‘al-Ijtimaa’iyyah’: Blz. 182. 9e Editie, 1403H, Daarush-Shuroeq

Bron: Cassetteopname met als titel ‘Majmoo’ maa qaalahu Ibn Baaz hawla nasiehatihil - ‘Aamaah liqaa-ma’a hadeethatih.’ Mekkah, 9/8/1412H.

Sheikh Saalih as-Soehaimie over Sayyid Qoetb

Sheikh Saalih Ibn Sa’d as-Soehaimie werd gevraagd over een man (Sayyid Qoetb) die in vele innovaties is gevallen, zoals zijn uitspraak dat ‘de Qor’aan door Allaah gecreëerd is.’1 En zo zegt hij ook over Moesaa (aleihie Sallaam), dat ‘hij een voorbeeld is van een leider is, die prikkelbaar en emotioneel van aard is.’2 Tevens is hij (Sayyid Qoetb) iemand die zich vasthoudt aan de uitspraak dat ‘Allaah één is met de schepping’ (Wahdatoel-Woedjoed).3 Ook valt hij de metgezel ‘Uthmaan (Radie Allaahoe ‘anhoe) aan, door hem te bekritiseren in zijn boek ‘al-‘Adaalah al-Idjtimaa’iyyah.’4 En hij heeft twijfels over het Paradijs en het Vuur.5 En hij ontkent zelfs sommige van de Eigenschappen van Allaah (Sifaat), op een manier zoals de Djahmiyyah en de Ash’aaries dat doen.6 En hij verklaart de hele Oemmah tot Ongelovigen, en maakt hierin geen uitzondering behalve voor zijn eigen Djamaa’ah.7 En hij beweert dat Tauwhied ar-Roeboebiyyah hetgeen is waar de Boodschapper  naar uitnodigde, en de reden waarvoor de Boeken werden neder gezonden (in tegenstelling tot wat de Selef zeggen), en hij verklaart dat ‘Laa ilaaha illallaah’ betekend: ‘al-Haakimiyyah’ (het regeren met de wetten van Allaah).

Vraagsteller:

“En nu is de vraag, O nobele Shaych, wat moet iemands standpunt zijn met betrekking tot deze man. Moet deze man tot een innoveerder verklaard worden, want ik heb een aantal jongeren bekritiseerd omdat zij uitspraken deden zoals: “Verklaar hem niet tot innoveerder, want het bewijs is niet tegen hem gevestigd.” Maar ik heb in zijn boek ‘Fie Zilaalil al-Qor’aan’ gezien dat hij uitspraken van de Tafsier van Ibn Kethier (Rahimehoellaah) citeert. Dus kan het feit dat hij citeert uit de boeken van de Selefoes-Saalih als bewijs genomen worden, dat het oordeel tegen hem is gevestigd, aangezien hij op de hoogte was van de boeken van de Selef? We willen graag dat U deze zaak gedetailleerd voor ons uitlegt, moge Allaah U belonen met het goede.”
Dus de Shaych (Hafiedehoellaah) antwoordde:

“Deze zaak heeft geen gedetailleerde uitleg nodig. Het bewijs moet tot stand gebracht worden en men moet kennis hebben over het bewijsmateriaal en het begrip. Er bestaat geen twijfel over dat dit essentieel is voor degene die in Islaam leeft en getuigt dat niets of niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allaah en dat Mohammed de Boodschapper van Allaah is, en vervolgens in sommige ernstige zaken vervalt, zoals bijvoorbeeld de zaken die door de vraagsteller opgenoemd zijn. Hoe dan ook, ik maak een onderscheid tussen degene die innovatie als basis manhadj beleid (zoals de manhadj van degene die door de vraagsteller beschreven wordt), en tussen degene die in een paar innovaties valt zonder dat zij de basis vormen van zijn da’wah en manhadj. Daarom, iedereen die innovatie als basis van zijn manhadj en da’wah heeft, dan is er geen twijfel over dat hij een innoveerder (moebtadie’) is, en met recht wordt hij beoordeelt op basis van deze beschrijving, die een aantal van de meest verschrikkelijke vormen van innovatie bevat. En als er geen sprake was geweest van onwetendheid, dan zou hij veroordeeld worden en schuldig geacht worden aan hetgeen dat nóg erger is dan innovatie, het blijkt echter duidelijk dat hij een onwetende persoon was (Djaahil).

Jullie zijn op de hoogte van de woorden van de Selef betreffende de onwetendheid van degenen die de Sharie’ah niet kennen, zoals deze man (Sayyid Qoetb), en zoals de ongelukkige schrijvers waarvan het zou kunnen zijn dat zij het goede wilde doen, maar hen het succes van het verkrijgen ervan niet werd toegekend. Dus zij vergisten zich en vervielen blindelings in hun oordeel over mensen, en spraken over zaken waar zij de bekwaamheid niet voor hadden, en overhaastig betraden zij zaken die buiten hun bereik lagen. Zij hadden deze zaken over moeten laten aan de mensen van kennis en de geleerden, in plaats van het zelf te gaan onderzoeken. Er bestaat dan ook geen twijfel over dat deze manhadj (of het nou de manhadj is van deze man waarover wij spraken, of van degenen zoals hem) een geïnnoveerde manhadj is, en degene die deze manhadj volgt is een innoveerder (moebtadie’).

Wat het tot stand brengen van bewijs betreft, dan betreft dat hetgeen wat tussen hem en Allaah is. Maar wat zijn handelingen betreft, dan zijn het innovaties, en hij is een innoveerder, daar is geen enkele twijfel over mogelijk. En wat hetgeen dat tussen hem en Allaah is betreft, dan kan men zeggen in het geval dat hij onwetend was (en dat blijkt bij hem zo te zijn), in dat geval wordt hij bij degenen gevoegd die onwetend zijn en bij degenen die een excuus hebben en bij degenen wiens aangelegenheden zijn voor Allaah, de Perfecte en Meest Verhevene.

Maar veel van deze zaken zijn echt verschrikkelijk ernstig, ze zijn niet passend, en voorzeker, ze zijn zelfs verboden voor iedere Moslim (en degenen die in deze innovaties geloven zijn in groot gevaar). Dus samengevat is de manhadj die hier wordt aangegeven, in zijn totaliteit innovatie, of het nou de uitspraken van deze man zijn of van anderen. Tevens is deze manhadj (het uitnodigen naar Allaah op een andere manhadj dan die van de Selef) gefundeerd op Hizbiyyah (partijgeest), en hoe dan ook, zij vervielen in deze fouten vanwege deze manhadj waarvan zij zich niet wilden afwenden. Er bestaat dan ook geen twijfel over dat zij allemaal innoveerders zijn, en zij worden allen schuldig geacht aan innovatie. Het enigste dat overblijft is dat sommige van hun volgelingen niet tot dezelfde hoogte (van innovatie) komen, dus wat hen betreft; het oordeel van innovatie hangt af van de soort innovatie dat uit hen voortkomt, van het tot stand gebrachte bewijs, en van de manhadj waar zij op zijn. Dus degene die hier in zijn gevallen doordat zij erdoor beïnvloed zijn maar niet in al deze zaken geloven, of degene die zichzelf heeft vrijgepleit van de dingen maar zich wel bij één van deze Djama’ahs heeft aangesloten, in zulke gevallen moet men zo’n persoon les geven en hem kennis en begrip geven, dus wees niet gehaast en noem hem geen innoveerder. Maar wat degene betreft die hardnekkig volhoud; hij is zonder twijfel een
innoveerder, zelfs al word het bewijs tegen hem niet (volledig) tot stand gebracht, want hoe dan ook is het een zaak tussen hem en Allaah, de Perfecte en Meest Verhevene…”

Voetnoten:

1 ‘az-Zilaal’: 4 / 2249, 2250 en 5 / 2719, 3006. 12e Editie, Daarul - ‘Ilm, 1406H.
2 ‘az-Zilaal’: 4 / 2280, 2347, 2348 en 5 / 2682, 2683, 2684, 2685, 2690, 2692. 12e Editie. Daarul - ‘Ilm, 1406H. ‘at-Taswierul - Fannie fil-Qor’aan’: Blz. 200 – 203. 13e Editie, Daarul – Shuroeq, 1413H.
3 ‘az-Zilaal’: 6 / 3479, 3480, 4002, 4033, 4012. 12e Editie, Daarul - ‘Ilm, 1406H.
4 ‘al-‘Adaalah al-Ijtimaa’iyyah’: Blz. 159, 160, 161, 172, 174, 175, 176. 9e Editie, Daarush - Saurooq, 1403H.
5 ‘az-Zilaal’: 1 / 53, 397 en 2 / 805 en 6 / 3679, 3680, 3771, 3805, 3806, 3906. 12e Editie, Daarul - ‘Ilm, 1406H.
6 ‘az-Zilaal’: 1 / 47, 48 en 2 / 805, 929 en 3 / 1762 en 5 / 2575, 2807, 3028, 3114. 12e Editie, Daarul - ‘Ilm, 1406H.
7 ‘az-Zilaal’: 4 / 2122. 12e Editie, Daarul - ‘Ilm, 1406H. ‘al-‘Adaalah al-Ijtimaa’iyyah’: Blz. 182, 183. 9e Editie, Daarul - Shuroeq, 1403H. ‘Ma’aalim fit-Tarieq’: Blz. 8, 10, 11, 12, 20 21, 26, 38, 39, 44, 48. 15e Editie, Daarul – Shuroeq.

Bron: Een cassetteopname van een les van ‘Shar at-Tahaawiyyh’, na het afmaken van het hoofdstuk over Israa` and Mi’raadj in het jaar 1413NH, cassette verkrijgbaar bij ‘Al-Masjid an-Nabawie cassettes’

Sheikh Hammaad bin Mohammed al-Ansaarie over Sayyid Qoetb

De Shaych (rahiemehoellaah) werd gevraagd over een uitspraak van Sayyid Qoetb:
(Sayyid Qoetb heeft gezegd:) “En het is noodzakelijk dat de Islaam oordeelt, omdat het een unieke, constructieve en positivistische ‘aqiedah is, hetgeen is gekneed en gevormd van het Christendom en het Communisme samen, in de meest perfecte manier en hetgeen al hun (bedoelende het Christendom en het Communisme) doelen omvat en voegt daarbij harmonie, balans, en rechtvaardigheid toe.” (Ma’rakat ar-Ra’samaaliyyah wal-Islaam )


De Shaych antwoordde:

“Als degene die deze woorden heeft gezegd nog in leven was, dan behoort hij om berouw verzocht te worden, en wanneer hij berouw toont (dan is dat zo) maar anders moet hij worden geëxecuteerd als een Afvallige. En als hij is gestorven dan is het verplicht om uit te leggen dat deze woorden valsheid zijn. Desondanks maken wij geen takfier over hem sinds wij geen bewijs tegen hem hebben vastgesteld.”

Bron: ‘al-Awaasim Mimmaa Fie Koetoeb Sayyid Qoetb Minal-Qawaasim’ (p. 24), van Shaych Rabie’, degene die het heeft voorgelezen voor Shaych Hammaad zelf op de avond van 3-1-1415 om het te bevestigen.

Sheikh Mohammed Amaan al-Djaamie over Sayyid Qoetb

Sheikh Mohammed Amaan al-Djaamie zei in antwoord op de vraag.

Vraagsteller: “Nobele Sheikh , er is een man die in vele innovaties is vervallen, zoals de uitspraak dat ‘de Qor’aan door Allaah ‘gemaakt’ is en niet door de mens’ (de fout hier is dat hij zegt dat de Qor’aan gemaakt is). En Hij zegt dat Moesaa het voorbeeld van een man was die prikkelbaar en emotioneel van aard was…”

De Sheikh zei: “Stop bij de eerste vraag! Wat zei hij? Prikkelbaar?

De eerste vraag: Is het toegestaan om te zeggen: ‘de Qor’aan is door Allaah ‘gemaakt’ en niet door de mens’. Dit zijn zeer ernstige uitspraken, het zal de onschuldige en naïeve mensen in verwarring brengen. Wanneer een simpele student hoort dat de Qor’aan door Allaah ‘gemaakt’ is, dan zal hij hieruit begrijpen dat hetgeen waar hier over gesproken wordt, de Woorden van Allaah zijn. Dus het woord ‘gemaakt’ (Sun’) betekent dat het (de Qor’aan) gemaakt en gecreëerd is door Allaah, Allaah heeft het gemaakt en heeft de gehele schepping gemaakt, en is de Schepper van de gehele schepping, en dat Hij Degene is Die de Qor’aan gemaakt (geschapen) heeft.

Dit is Koefr in Allaah, omdat de Qor’aan niet gemaakt is. Het is de Uitspraak van Allaah.
Allaah de Allerhoogste zegt:

“En als één van de Veelgodenaanbidders bescherming bij je zoekt, (O Mohammed), geeft hem dan bescherming, zodat hij de Uitspraak (het Woord) van Allaah moge horen, dat jij aan hen reciteert.” (Soerah at-Tauwbah Vers 6.)

De Uitspraak (die hier genoemd wordt), die de Veelgodenaanbidders en ook anderen naast de Veelgodenaanbidders, van de Boodschapper van Allaah (Sallahoe Aliehie Was Salllem) gehoord hebben, is de Qor’aan, hetgeen dat tussen de twee kaften van de Moes’haf is. De uitspraak dat de Qor’aan door Allaah ‘gemaakt’ is, is een grote fout, en het is misleidend voor de mensen.
En hij zegt dat Moesaa een voorbeeld is van een man die prikkelbaar en emotioneel van aard was. Moesaa! Wie? Degene tegen wie Allaah rechtstreeks gesproken heeft! Een van de Boodschappers! Een van de allergrootste Boodschappers! Het kleineren van hen is Koefr en Afvalligheid. Als iemand ook maar één enkele Profeet kleineert, heeft alle Profeten gekleineerd en begaat Koefr. En als iemand het Boodschapperschap van ook maar één enkele Boodschapper ontkent of het Profeetschap van ook maar één enkele Profeet, dan begaat hij
Koefr, omdat het niet geloven in ook maar één enkele van hen betekent dat men ongelovig is in hen allemaal. Dit zijn de uitspraken van de securalisten, degenen die geen enkele waarde hechten aan Allaah, of aan de Boodschapper van Allaah, of aan de Boeken van Allaah.
Als deze uitspraken geschreven staan in boeken, dan moet de vraagsteller, na het afronden van deze vragen betreffende deze duivelse zaken, dan moet hij ons dit boek vermelden, zodat wij ertegen kunnen waarschuwen.

Dat is de tweede vraag, lees eens op wat erna komt. …(het wordt voorgelezen)…

De tweede vraag van de vragen over deze onbeschaamde uitspraken is: Hij zegt dat deze persoon de uitspraak van ‘Wahdatoel-Woejoed’ heeft. Kennen jullie de betekenis van ‘Wahdatoel-Woejoed’?

Als iedereen die hier aanwezig was, studenten van de kennis waren, dan hadden wij ‘Wahdatoel-Woejoed’ niet uit hoeven te leggen. Maar het zou kunnen dat dit geluid (van de microfoon e.d.) iemand kan bereiken die de betekenis van ‘Wahdatoel-Woejoed’ nog niet kent, daarom moeten wij hier eerst de betekenis van ‘Wahdatoel-Woejoed’ uitleggen.

De betekenis van ‘Wahdatoel-Woejoed’ is dat de het hele bestaan gezamenlijk één essentie vormt (bedoelende dat men niet kan zeggen: Schepper en Schepping, en de Heer en degenen over wie Hij de Heer is, want alles dat bestaat is één gezamenlijke essentie, het gehele bestaan is één). Dit was de religie van Ibn ‘Arabie at-Taa’ie (niet de welbekende Ibn Arabie, die van Ahlus-Soenna was, en van de geleerden van de Maalikies!). Nee, hier wordt de kwaadaardige Ibn ‘Arabie bedoelt, de verworpen onbenul. Degene die volgens Shaych ul-Islaam Ibn Taymiyyah met een Ongeloof kwam, waar zelfs de Ongelovigen van de Qoeraisj niet mee kwamen, omdat hij in feite claimde dat hij Allaah was! Een en dezelfde, want alles dat bestond was één gezamenlijke essentie. Hij (Allaah) de Schepper en de Schepping zijn één en hetzelfde, dit is ‘Wahdatoel-Woejoed’. Iedereen die in ‘Wahdatoel-Woejoed’ geloofd is een Afvallige, zelfs al draagt hij een golvend gewaad (Islaamitische kleding). Ja, lees eens wat daarna komt…”

En de vraagsteller vermeldt dat de schrijver beschuldigingen maakt tegen ‘Uthmaan (Radie Allaahoe ‘anhoe), dus misschien heeft hij het gif van de Sjie’aa. En dit is een mindere ziekte vergeleken met hetgeen dat hieraan vooraf is gegaan en wat bekend van hem is. Hij (de vraagsteller) vermeld de schrijver en vermeld de titel van het boek, en de vraagsteller zegt dat hij (Sayyid Qoetb) ‘Uthmaan vele keren aanvalt in zijn boek ‘Al-Adaalah al-Ijtimaa’iyyah’. (Blz. 141, 142, 155, 159, 160, 161, 163, 172, 173, 174, 175, 176. 9e Editie, 1403H Daarus-Shuroeq.)

De Shaych vervolgt:

“De vraagsteller vermeld, en de verantwoordelijkheid voor eerlijkheid ligt bij de vraagsteller, dat de auteur van dit boek ‘al-‘Adaalah al-Ijtimaa’iyyah’ (Sociale Rechtvaardigheid) twijfels veroorzaakt over het Paradijs en het Vuur. Dus als het daadwerkelijk zo is dat hij met twijfels komt over het Paradijs en het Vuur en zaken andere van het Verborgene en Ongeziene, dan betekent dit dat hij leed (aan de gevolgen van) het gif van de modernisten (‘Aqlaanie), en ik ken hem (persoonlijk) niet als zijnde een modernist. Modernisten zijn iets anders dan ‘Degenen die afhankelijk zijn van intellect’, want zij hebben nog vele andere eigenschappen.

De geleerden van ‘Kalaam’ (Theologische redekunst) worden ‘de mensen van intellect’ (al’Aql) genoemd, en zo ook ‘de metgezellen van intellectuele aangelegenheden’. Vervolgens verschenen de ‘Aqlaaniyyah (en vandaag de dag hebben zij de Verenigde Staten als hun thuisbasis genomen), en zij (de modernisten) waren van mening wat betreft alle ahadieth die betrekking hebben tot zaken rond het Verborgene en het Ongeziene, dat ondanks dat de isnaad van de hadieth authentiek (sahieh) was, dat het niet genoeg was. Beter gezegd, het principe dat zij volgen is dat zij de authentieke ahadieth (nog eens extra) beoordelen, in het speciaal de ahadieth die over de Dajjaal, de Mahdie, het Paradijs en het Vuur spreken, en zij (de modernisten) zeggen dat ze beoordeeld moeten worden naar gelang van het intellect. Wiens intellecten? De intellecten van de modernisten, en niet gewone mensen zoals wij. Vandaar dat al hetgeen dat door de intellecten van de modernisten wordt geaccepteerd, dat moet (door iedereen) geaccepteerd worden, en (als hun intellect het niet accepteert) dan moet het verworpen worden.

De eerste der modernisten en dit is tevens hun leider, degene die alle ahadieth heeft verworpen, heeft nadat hij een lange tijd in Frankrijk heeft gewoond en vervolgens terugkeerde naar het Islaamitische Oosten, over hem wordt gezegd dat hij zei:
“Ik ging naar Europa en vond een Islaam zonder dat er Moslims aanwezig waren. Islaam die vorm heeft aangenomen. Maar toen ik vervolgens terug ging naar de landen van de Moslims, daar vond ik Moslims zonder Islaam.” Bedoelende dat wij Moslims zonder Islaam zijn en dat daar in Europa een Islaam was die vorm heeft aangenomen zonder dat er Moslims waren! O jeugd, vandaag de dag leven jullie niet meer in een afgelegen woestijn, de wereld is open. Wat is er nou in Europa behalve bedwelmende middelen, kwaadaardigheden en zondes? Maar daarop zeggen de naïevelingen: “Maar zij verbreken geen afspraken, en zij spelen niet met prijzen, en als zij een verkoper zien die iets verkoopt voor acht, terwijl anderen het voor tien verkopen, dan keuren zij dat af…”

Weet je wie degene is die dit gezegd heeft, en zijn volgelingen beschouwen dit als geniaal. De geniaal van de ‘grotere imaams’, en ‘de grote imaam’: Mohammed ‘Abduh, degene van wie deze uitspraken zijn, en hij was de leider van de modernisten vandaag de dag, en de stichter van de modernistische school. Hij is degene die deze dingen (zaken met betrekking tot de Dajjaal, de Mahdie, het Paradijs en het Vuur) ontkende, en deze auteur (Sayyid Qoetb) waar de vraagsteller naar verwijst is alleen maar een student, die heeft gestudeerd onder de studenten van Mohammed ‘Abduh.

Dus laten wij duidelijk en oprecht zijn, zodat wij vrij zijn van enige verantwoordelijkheid (door verkeerde dingen over iemand te zeggen). De modernisten hebben boeken die wijdverspreid zijn vandaag de dag, en zij voeren een heftige oorlog tegen de Islaam, met betrekking tot zowel de fundamenten als de details van de Religie, en zij maken daarbij gebruik van hun claim dat de ahadieth gecheckt moeten worden naar gelang van het intellect. Dus ondanks dat het boek en de auteur (Sayyid Qoetb) bekend zijn…, en zo wordt er wel eens gezegd: “Als de oorzaak bekend wordt dan verdwijnt de verbazing.” (Bedoelende: het is duidelijk wat de oorzaak is geweest waarom Sayyid Qoetb deze fouten heeft gemaakt).

Dus ons advies aan de jeugd is dat zij moeten volstaan, met het oog op hun leeftijd en niveau van kennis, dat zij moeten volstaan met de welbekende boeken, wiens auteurs welbekend zijn voor hun correctheid in ‘Aqiedah en Manhaj, totdat zij ervaren zijn, en het is niet toepasselijk dat zij zomaar alles lezen wat in hun handen terecht komt. Want zo zie je, en dat is nu het geval, dat wat deze modernisten betreft, vele mensen, en vele schrijvers en vele studenten van
de kennis mogelijk een goedkeurende mening jegens hen hebben, en vervolgens slachtoffer worden van deze goedkeurende mening over hen (doordat zij op die manier open staan voor hun dwalingen). Dus omdat wij boeken hebben die betrouwbaar zijn met betrekking tot de ‘Aqiedah van hun auteurs, heb je het ook niet nodig om deze andere boeken te lezen. Mijn advies voor jullie, is dat jullie jezelf moet beperken tot het lezen van betrouwbare boeken, en dat je verder gaat kijken wanneer je vooruit bent gegaan in leeftijd en in kennis, en succes wordt geschonken door Allaah. Moge Allaah’s vrede met onze Profeet Mohammed en zijn ware volgeling en metgezellen zijn.”*

*(Vragen en antwoorden in ‘al-Masjid an-Nabawie’: 22-06-1404H.

En hij zei tevens: “Het boek ‘az-Zilaal’ van Sayyid Qoetb is een tafsier die niet gebaseerd is op overleveringen, en is ook geen tafsier van de taal. Beter gezegd, het is een mengsel met een verwarrende mix van de ideeën van de Ash’aries, de ideeën van ‘Wahdatoel-Woejoed’ en de ideeën van de Soefies. En hij (Sayyid Qoetb) was een Ash’arie, daarover bestaat geen enkele twijfel. Dus ik adviseer de kleinere studenten om het boek ‘az-Zilaal’ niet te lezen, net zoals ik de grotere studenten van de studenten van de kennis, het adviseer om het te lezen, om vervolgens de lagere studenten duidelijk te maken wat voor een nutteloze zaken het bevat, en hen op die manier te adviseren.”*

*(Een lezing getiteld: Antwoorden op vragen over de Manhaj van Ahlus-Soennaa wal-Jammaa’ah in het uitnodigen naar Allaah. Cassette nummer 1, Jeddah 1413H.)

Sheikh Abdoel-Mohsin al-Abbaad over Sayyid Qoetb

Shaych Abdoel-Mohsin ibn Hamad al-Abbaad heeft gezegd:

“Het boek ‘Zilaalul-Qor’aan’ of ‘Fie Zilaalil al-Qor’aan’ van Sayyid Qoetb, is één van de nieuwe Tafsiers die gebaseerd zijn op mening en niet op overleveringen. En het is bekend dat je bij de mensen van mening (Ra’ie) en diegene die vanuit hun meningen spreken, en vanuit hun eigen stijl spreken, dat je zowel foute als correcte dingen bij hen zult zien. Zij zullen soms correct zijn en soms zullen zij fout zijn.

En als een persoon geen sterk begrip heeft en niet goed gefundeerd is met kennis, dan is het beter voor hem om deze boeken niet te raadplegen. Liever, hij moet de boeken raadplegen van de nobele geleerden, zoals de Tafsier van Ibn Kethier, de Tafsier van Ibn Djarier, en van de latere geleerden zoals de Tafsier van Shaych ‘Abdoer-Rahmaan ibn Sa’die, want dit zijn de uitleggingen van de geleerden.

En wat Sayyid Qoetb betreft; hij was één van de schrijvers, bedoelende dat hij (één van degenen was die) in zijn eigen stijl schreef, en met woorden spreekt die niet gebaseerd zijn op… Daarom, als iemand (een boek) leest, dan (behoort hij) het volgende te vinden: ‘die en die’ zei…, ‘die en die’ zei…, en ‘Allaah’s Boodschapper zei…’ enzovoorts. Bedoelende, diegene die overleveringen verzamelen en waarde hechten aan deze overleveringen. Maar zijn (Sayyid Qoetb’s) boeken zijn gebaseerd op intellect en uitspraken volgens mening, vandaar dat er uitspraken bij hem vandaan komen waarvoor (het bewijs) niet tot stand is gebracht en die niet correct zijn, en daarom moet iemand zich bezig houden met… met hetgeen dat voordeel brengt en wat duidelijk bruikbaar is. (want het leven is niet lang genoeg om alles te lezen...) En dat zijn de uitspraken van de mensen van kennis, de mensen van kennis die geleerden zijn en niet enkel schrijvers; schrijvers zijn anders dan geleerden, een schrijver is anders dan een geleerde. De schrijver is een persoon van letterkunde, iemand die de bekwaamheid heeft om te schrijven en om literatuur te produceren. Dus hij spreekt en produceert woorden, sommigen waarin hij correct is en sommigen waarin hij fout is. Hij kan fouten maken in woorden en een zin maken die niet goed is, en niet gepast is, dit komt door zijn overvloedig spreken en het gebruiken van zijn eigen uitdrukkingen. Vandaar, dat men in de woorden van Sayyid Qoetb dingen vind die niet gepast zijn. In de woorden van Sayyid Qoetb, en in zijn werken betreffende Tafsier en anderen werken, bevinden zich woorden en zaken die niet gepast zijn, en het is daarom ook niet gepast voor een Moslim om ze uit te drukken en hen uit te spreken.

En wat betreft de uitspraak dat niemand Tauwhied zo goed heeft uitgelegd zoals Sayyid Qoetb dat heeft gedaan, dat is totaal niet correct. Tauwhied wordt niet genomen van de uitspraken van Sayyid Qoetb, maar eerder van de uitspraken van nauwkeurige geleerden zoals al-Boechaarie en anderen, degenen die kettingen van overleveringen en ahadieth brachten van Allaah’s Boodschapper (Sal Allaahoe aleihie wa Sallaam), en zij hebben Tauwhied duidelijk uitgelegd en (zij hebben) Tauwhied en de werkelijkheid van Tauwhied verduidelijkt. Daarom is het ook

Bron: Cassetteopname van een les van ‘Soenan an-Nasaa’ie’, in al-Masdjied an-Nabawie op 7/11/1414H.

dinsdag 24 juli 2007

Sheikh Ahmed an-Nedjmie over het weerleggen van Sayyid qoetb en Hassan al-Bannaa

Vraagsteller:

Wat is uw mening betreffende degenen die de fouten weerleggen die in sommige boeken staan van Sayyid Qoetb, Hassan al-Bannaa, Moestafaa as-Sibaa'ie en anderen zoals hen van de mensen wiens fouten de Aqiedah van elke Moslim beinvloeden. Want er zijn er die zeggen dat het niet is toegestaan om hun fouten te weerleggen omdat zij Moesjtehiedoen zijn (degenen die gekwalificeerd zijn om Isjtiehaad te maken). Dus wat is uw mening betreffende degenen die dit zeggen? Moge Allaah u belonen met het goede.?

Shaych Ahmed an-Nedjmie:

In werkelijkheid, hebben deze (mensen) zeer zeker een aantal kwaadaardige fouten in Aqiedah, en het is verplicht voor een Moslim, liever gezegd, verplicht voor de Mensen van de Kennis om de waarheid te verduidelijken. En wat betreft dat de Mensen van de Kennis zouden zwijgen betreffende de valsheid, totdat deze wijdverspreid is, dan is dat niet toegestaan, nooit! Het is zelfs zo dat eenieder die hen (en hun fouten) weerlegt, als een Moejahied wordt beschouwt op het Pad van Allaah.

Bron: Arabische Fatwa: al-Fataawa al-Jaliyyah ?anhil-Manaahij ad-Da'wiyyah (Blz. 31, Vraag Num. 41)

Sheikh Ibn Baaz over Sayd Qoetb

Shaych ‘Abdoel-’Aziez Ibn Baaz (Rahimahoellaah) werd gevraagd over de uitspraak van Sayyid Qoetb betreffende de uitspraak van Allaah, de Meest Verhevene: “Ar-Rahmaan ‘alal Arsh istawa”. Daarover zei Sayyid Qoetb in zijn boek ‘ath-Thilaal’ (in de Schaduw van de Qor`aan): “Wat betref al-Istawaa over de Troon, dan kunnen we zeggen: Het is een metafoor voor Zijn meesterschap over zijn creatie.”1

Dus antwoordde de Shaych: “Deze uitspraak is totaal doelloos, dat het ‘Zijn meesterschap’ zou betekenen. Hij heeft ‘al-Istiwaa’ niet bevestigd, wat een ontkenning van ‘al-Istiwaa’ betekent. (Terwijl ‘al-Istiwaa’) bekend is, en het betekent: ‘Zijn Verheffing over de Troon’. (Wat hij heeft gezegd) is doelloos en toont aan dat hij behoeftig is aan Tafsier en dat hij dwalend is in dat opzicht.” Toen merkte één van de aanwezigen op, dat sommige mensen altijd adviseren dat dit boek gelezen moet worden, dus hij (Shaych Ibn Baaz) zei: “Hetgeen wat zij zeggen is fout. Nee! Het is fout. Hetgeen wat zij zeggen is fout. We zullen binnenkort hierover schrijven (over de uitspraak van Sayyid Qoetb), als Allaah wil.”

Vervolgens werden er in dezelfde les bepaalde gedeeltes van het boek van Sayyid Qoetb ‘At-Taswier al-Faanie fil-Qor’aan’ aan de Shaych voorgelezen, zoals zijn (Sayyid Qoetb’s) uitspraak over Moesa (aleihie Sallaam) waarover hij zei: “Laten we Moesa nemen- als voorbeeld van een leider met een prikkelbare aard- maar deze prikkelbare opwelling zakt snel weer weg en dan wordt hij weer kalm, zoals (meestal) het geval is met prikkelbare mensen.”

Daarna zegt hij (Sayyid Qoetb) betreffende de uitspraak van Allaah, de Meest Verhevene, “Fa as-ba-he fil madinati cha i fan...”, hij zegt daarover: “Dit is de beschrijving van een bekende geestestoestand: ‘de onrustigheid of vrees van iemand die overal kwaad verwacht’, en het is de kenmerk van prikkelbare mensen.”2

Dus de Shaych antwoordde hierop: “Het spotten met de Profeten betekend op zich al afvalligheid.”

En er werd tegen de Shaych gezegd dat Shaych Rabie’ al-Madchalie een weerlegging over Sayyid Qoetb heeft geschreven, waarop de Shaych zei: “Het is goed om hem te weerleggen.”

Bron: Bron: Cassetteopname van een les van Shaych Ibn Baaz in zijn huis in Riyaad, in het jaar 1413H, cassette verkrijgbaar bij: ‘Minhaajus-Sunnah cassettes in ar-Rayaad’.
-------------------------------------------------------------------------
1 ‘Ath-Thilaal’: 4/2328 & 6/3408 – 12e editie, 1406H, Daarul-‘Ilm.
2 ‘At-Taswier al-Fennie fil-Qor’aan’, Blz. 200, 201, 203. 13e druk.